Toegankelijkheid

Skip to main content

Negatief advies van gepensioneerdenvertegenwoordigers over het invaarvoorstel van het ABP

Op 2 oktober hebben de vertegenwoordigers van de gepensioneerden in het ABPverantwoordingsorgaan negatief geadviseerd over het invaarvoorstel van het bestuur. Dit advies betrof de verdeling van het ABP-pensioenvermogen onder de deelnemers en het bijbehorende uitvoeringsreglement per januari 2027.

Helaas hebben de andere leden van het verantwoordingsorgaan een positief advies afgegeven. Zij vertegenwoordigen vakbonden, werkgevers en actieve deelnemers.


De ABP-publicatie en meer context is te vinden achter deze link.

Wij, de NBP- en FOG-ABP-fracties, in het verantwoordingsorgaan hebben tegengestemd omdat:

  • Het ABPbeleid onvoldoende gericht is op het bijhouden van de inflatie;
    • Het bestuur gaat niet sturen op koopkracht.
  • Wij kritisch zijn op het besluitvormingsproces;
    • Zowel in de hoorrechtfase als de oordeelsfase is geen recht gedaan aan de voorstellen van onze fracties.
  • Wij vinden de voorstellen onevenwichtig;
    • De verdeling van het vermogen en de beleggingsresultaten is nadelig voor de gepensioneerden.
  • De compensatie van de indexatieachterstand onvoldoende is.
  • Wij zijn tegen de spreidingsvoorstellen.
    • De spreiding van eventuele verhogingen over soms wel 10 jaar leidt bij de alleroudsten tot onnodige verlaging van de pensioenuitkeringen.

Klik op de link hieronder voor het complete (negatieve) advies van onze fracties.

 

Advies Fracties van NBP en FOG-ABP inzake invaren en nieuw pensioencontract

22 september 2025.

Inleiding

Bij de besluitvorming over het al dan niet invaren in het nieuwe stelsel en de inhoud van het nieuwe pensioencontract hebben deelnemers geen directe inspraak. Dit legt een extra zware verantwoordelijkheid bij het VO dat onder deze omstandigheden een advies moet formuleren richting het bestuur.
De beleidsruimte van het VO is sterk ingeperkt doordat sociale partners de beleidsrichting bepalen, binnen kaders die op hun beurt zijn begrensd door wetgeving en uitvoeringsbepalingen van toezichthouder DNB.

Onze fracties hebben intensief studie verricht naar zowel de bredere pensioenproblematiek als  de voorstellen van het ABP-bestuur. Hoewel de wet (Pw art. 150l lid 1 en lid 4 sub b) spreekt over ‘onevenredig’ en ‘onevenwichtig nadeel’, blijkt het binnen de huidige inspraakstructuur van het VO vrijwel onmogelijk om dit objectief vast te stellen. Tegelijkertijd ervaren fracties van NBP en FOG-ABP wel degelijk nadeel binnen het geheel van afwegingen. Dit vraagt om erkenning, dialoog en een herbezinning op de legitimiteit van het proces. Alles overziende kunnen wij daarom niet anders concluderen dan dat wij als fracties van NBP en FOG-ABP een negatief advies moeten uitbrengen.  In het vervolg lichten wij onze motieven en onderbouwing van dit advies nader toe.

Invaarbesluit: bestuurlijke afhandeling van VO-inspraak door ABP-bestuur

Bij de start van het proces hebben wij verzocht om gezamenlijk overleg tussen de Pensioenkamer, het ABP-bestuur en de VO-leden. Diverse pensioenfondsen hebben deze wijze van overleg succesvol toegepast en kwamen zo snel tot gedragen conclusies. Het ABP-bestuur wees dit verzoek af, benadrukte herhaaldelijk  de gescheiden verantwoordelijkheden, en doorbrak daarmee een constructief overlegproces. Het gevolg hiervan was tevens dat het ABP-bestuur via de werkgroep NPC soms onvolledige informatie aan het VO verstrekte. Vragen stellen was toegestaan, maar een open dialoog bleef uitgesloten; voor alternatieve voorstellen was geen ruimte.

Op 6 maart 2025 hebben de fracties NBP en FOG-ABP de zogenaamde Piketpalen-notitie aangeboden aan het VO en aan het ABP-bestuur. Deze notitie had als doel het doorbroken overlegproces te herstellen en tot gezamenlijke standpunten te komen. Bovendien zagen genoemde fracties hierin een mogelijkheid het hiaat op te vullen dat was ontstaan door het volledig mislukken van het hoorrecht bij de ABP-pensioenkamer. Die handelde niet conform artikel 150 lid 1 Pw. Hierin staat dat het oordeel op een zodanig tijdstip moet worden gevraagd dat het van invloed kan zijn op de inhoud van het transitieplan en de daarin verantwoorde keuzes, en dat indien een oordeel gegeven wordt, door de werkgever wordt aangegeven wat met het oordeel gedaan is. Het ABP-bestuur weigerde echter, op een enkele tekstuele opmerking na, om inhoudelijk wijzigingen aan te brengen in het transitieplan, dat als dictaat werd gepresenteerd aan de vier verenigingen van gepensioneerden. In dezelfde lijn heeft het ABP-bestuur nu ook niet gereageerd op de inhoud van de Piketpalen-notitie, en was het bestuur ook net bereid om alternatieven te bespreken.

Als gevolg hiervan dreigde in het VO een tweedeling te ontstaan, aangaande het formuleren van een advies. Om een impasse te voorkomen, hebben wij onze Piketpalen-notitie tijdelijk geparkeerd en meegewerkt aan een gezamenlijk VO-advies, dat op 24 juni jl. aan het bestuur is aangeboden in de vorm van een voorlopig oordeel inzake het invaarbesluit.

Pas in september van dit jaar kwam er enige ruimte voor dialoog, maar die werd beperkt tot een tiental punten, waarbij het bestuur enkel bereid bleek wat te bewegen richting voorstellen van de actieven, maar niet naar die van de gepensioneerden. Dit leidde opnieuw tot grote teleurstelling bij onze fracties en bevestigde de noodzaak om terug te keren tot onze eerder ingenomen standpunten, zoals verwoord in de Piketpalen-notitie.

Evenwichtigheid:

De vereiste evenwichtigheid is een open norm die sociale partners invullen, het pensioenfonds toetst en waar DNB op toeziet. Hoewel DNB geen toezicht houdt op de arbeidsvoorwaardelijke keuzes van sociale partners, ziet de toezichthouder wel toe op juiste hantering en de kwantitatieve uitkomsten van de gekozen maatstaven in bandbreedtes. Uiteindelijk gaat het in de evenwichtige besluitvorming om het geheel der doelstellingen, waarbij in ieder geval de pensioenverwachtingen en het netto profijt van verschillende deelnemersgroepen zijn gewogen. De rekenkundige modellen die hiervoor worden gehanteerd zijn volgens deskundigen zoals Drs. Daan Kleinloog AAG in een artikel in Pensioen & Praktijk aantoont[1],  daarvoor niet ontworpen of geschikt. Deze modellen zijn ook niet bedoeld om te bepalen of een deelnemer er iets bij krijgt of niet. Met name zijn wij van mening dat netto-profijt modellen o.b.v. risico-neutrale economische scenario's ongeschikt zijn om als basis te dienen om de evenwichtigheid bij invaren te toetsen. Daarnaast constateren wij in de pensioenvooruitzichten leeftijdsafhankelijke bandbreedtes die, gezien hun extreme spreiding in de diverse scenario’s, elk toetsend of sturend doel missen. Er bestaat geen wetenschappelijk gevalideerde methode die een daadwerkelijk objectief evenwichtige uitkomst garandeert. Er kan alleen een legitiem consensus-resultaat worden bereikt als ALLE groepen deelnemers zich kunnen vinden in de uiteindelijke vermogensverdeling. Rekenmodellen kunnen daarbij ondersteunen, maar mogen niet leidend zijn. De niet onderbouwde stelling van het bestuur dat voorstellen van de NBP-fractie niet evenwichtig zouden zijn in tegenstelling tot hun keuzes van beleid zijn hebben ons dan ook niet overtuigd. Wij hebben tevergeefs er steeds erop vertrouwd dat de gebleken tegenstellingen in een open dialoog zouden worden opgelost.
Geconcludeerd moet dan ook worden dat wij hebben actief naar consensus hebben gezocht, maar die niet kunnen bereiken. Wij zijn en voelen ons niet gehoord.

Evenwichtige belangenafweging

Nu het ABP-bestuur geen aanleiding ziet om invaren af te wijzen, zal het op grond van artikel 46b, eerste lid Besluit uitvoering Pw en Wvb aan DNB nog wel moeten onderbouwen op welke wijze is voldaan aan de verplichting tot evenwichtige belangenafweging als bedoeld in artikel 105, tweede lid, Pw. Als van de uitkomst van de belangenafweging gesteld kan worden dat (een deel) van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden zich niet op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen, terwijl voldaan is aan alle hiervoor genoemde eisen, kan dit voor DNB alsnog aanleiding zijn een verbod op te leggen.[2] Wij doen daarom een beroep op DNB om een verbod op te leggen, omdat wij ons als fracties – mede  gezien het procesverloop -  duidelijk niet op evenwichtige wijze vertegenwoordigd en gehoord voelen.

Inhoud:

Koopkrachtsturing:
Koopkrachtsturing ontbreek volledig in de voorstellen van sociale partners en ABP-bestuur, ondanks hun ambitie tot koopkrachtbehoud. Het transitieplan definieert een koopkrachtig pensioen als gemiddeld meegroeiend met inflatie op lange termijn, wat voor gepensioneerden met een relatief korte levensverwachting weinig soelaas biedt. De jaarlijkse pensioenaanpassingen tonen bovendien geen enkele relatie meer  met de inflatie in dat jaar. Ook ontbreekt het zicht in verwachte pensioenstijgingen na transitie in de diverse scenario’s. Dit alles zal het vertrouwen onder gepensioneerden naar verwachting flink schaden.

Wij pleiten daarom voor actieve koopkrachtsturing op CPI-basis in de uitkeringsfase. Bijvoorbeeld via een reëel beschermingsrendement of ‘inflatiegerichte toedelingsregels’ [3]. o.b.v. de CPI-index.
Een hogere risicoblootstelling voor gepensioneerden die daarvoor noodzakelijk is, achten wij aanvaardbaar. Ons voorstel daartoe werd afgewezen op basis van een vermeende risicovoorkeur uit het RPO-onderzoek, terwijl daarin nooit is gevraagd of deelnemers voor koopkrachtbehoud méér risico zouden willen nemen; een vraag die wij expliciet hebben voorgesteld in het RPO-onderzoek, maar die is geweigerd.

Zoals gesteld in de Piketpalen-notitie is koopkrachtsturing voor ons een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen instemmen met invaren, zowel in de transitieperiode, bij het invaren als in het nieuwe contract.
Overigens is koopkrachtsturing niet alleen van belang voor gepensioneerden maar ook voor actieven.
Wij zijn ons ervan bewust dat effectieve koopkrachtsturing wettelijke aanpassingen vereist. Wij hadden verwacht dat bestuur en sociale partners zich duidelijk zouden uitspreken voor het sturen op koopkracht en hiervoor concrete initiatieven zouden aankondigen in het implementatieplan. Dat is niet gebeurd.

Compensatie voor indexatie achterstand (achterstallige koopkrachtsturing):

Wij achten het evenwichtig om bij invaren, ook bij een dekkingsgraad van 110%, een compensatie voor indexatie achterstand van 3% toe te kennen. Ter financiering hiervan hebben wij voorgesteld de solidariteitsreserve bij invaren te verlagen. Wij beschouwen dit als evenwichtig nu een deel van het vermogen wordt gealloceerd voor compensatie van de afschaffing van de doorsneesystematiek nu sociale partners niet gekozen hebben voor financiering daarvan uit de premies.

Spreiding van overschotten bij invaren:

De keuze van een 10-jaars default spreidingsduur verlaagt de pensioenuitkering van gepensioneerden. Voor ons is deze keuze een breekpunt. Wij hebben gekozen voor 1 jaar, dus geen spreiding, waartoe kennelijk inmiddels ook een aantal andere grote pensioenfondsen hebben besloten (tot dekkingsgraad van 135% geen spreiding bij vermogensverdeling).

Spreiding bij uitkeringen:

Wij zijn tegen de gekozen spreiding van financiële resultaten bij aanpassingen van de pensioenuitkeringen na de transitie. Hierdoor wordt de verwachte verhoging van de pensioenuitkering vertraagd, terwijl de gekozen systematiek vrijwel niet aan gepensioneerden uit te leggen is.


[1] https://sprenkels.nl/aandachtspunten-bij-herverdeling-op-basis-van-alm-berekeningen/
[2] https://www.dnb.nl/voor-de-sector/open-boek-toezicht/sectoren/pensioenfondsen/verzamelpagina-transitie-wet-toekomst-pensioenen/besluitvorming-en-invaren/qa-redenen-voor-dnb-om-een-verbod-op-invaren-op-te-leggen/#:~:text=Als%20van%20de,op%20te%20leggen
[3] https://www.financialinvestigator.nl/nl/nieuws-detailpagina/2024/05/22/henk-bets-biedt-de-wtp-echt-koopkrachtbehoud#:~:text=Dit%20dilemma%20kan%20als%20volgt%20worden%20opgelost

11 oktober 2025
Abel Nijdam,
Lid verantwoordingsorgaan
Fractievoorzitter FOG-ABP